Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6171

Datum uitspraak2009-08-20
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers801946 \ CV EXPL 08-9513
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Gemeente (gedeeltelijk) aansprakelijk voor schade ontstaan door pollerinstallaties; vergoedingsplicht gematigd door eigen schuld weggebruikers zie ook LJNrs BJ6169 en BJ6170


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector kanton Locatie Delft JW/THV Rolnr. 801946 CV EXPL 08-9513 20 augustus 2009 (bij vervroeging) Vonnis in de zaak van: [eisende partij], wonende te [woonplaats eisende partij] eisende partij, gemachtigde: P.J.M. Heijboer, tegen De gemeente Delft, zetelende te Delft, gedaagde partij, gemachtigde: mr. F.P. van der Linden, Partijen worden aangeduid als [eisende partij] en De gemeente. Procedure - het tussenvonnis van 14 mei 2009 (bij vervroeging); - akte uitlaten producties aan zijde van De gemeente van 11 juni 2009; - de comparitie van partijen van 29 juli 2009. Rechtsoverwegingen: 1. Feiten. 1.1. Rondom de (historische) binnenstad van De gemeente Delft zijn door De gemeente op de toegangswegen diverse zogenaamde pollerinstallaties in/op het wegdek aangebracht ter wering van onbevoegde (bestuurders van) auto's. Een poller is een hydraulisch aangedreven paal die in het wegdek kan zakken en weer omhoog kan komen. 1.2. Twee van dergelijke installaties zijn in februari 2008 geplaatst aan de oostzijde van de Oude Langedijk richting de Markt, de ingaande poller, en richting kruising de Nieuwe Langedijk (voorbij de Burgwal), de uitgaande poller. Bestuurders van auto's en autobussen kunnen bij de inkomende poller toegang krijgen door ofwel met een pasje de pollerpaal in de grond te laten zakken, ofwel door via een (intercom)knop een medewerker in de meld- en regelkamer te verzoeken de poller te laten zakken. Bestuurders van Connexxion-bussen kunnen de poller van een afstand door middel van een zogenaamde transponder laten zakken. 1.3. De Oude Langedijk is ter plaatse gescheiden door een middenberm; aan de noordkant daarvan ligt de "in-poller"en aan de zuidkant de "uit-poller". 1.4. Bij de pollerinstallaties zijn aan weerszijden van de weg palen met signaallichten geplaatst. Deze lichten staan op rood als de poller omhoog gaat of staat. Als toegang wordt verkregen gaat de poller omlaag en als deze geheel in de grond gezakt is, verspringt het signaallicht op groen. Als het betreffende voertuig de pollerinstallatie is gepasseerd verspringt het signaallicht op oranje en daarna op rood. Vervolgens komt de pollerpaal weer omhoog. 1.5. Ter hoogte van de inkomende pollerinstallatie staat aan de rechterkant van de weg een gevaar/waarschuwingsbord met daaronder een bord waarop een auto is afgebeeld welke kennelijk aan de voorzijde door een paal omhoog wordt getild; daaronder staat de mededeling "bij groen één auto". 1.6. Enige meters voor de toegang tot de inkomende pollerinstallatie staat aan de rechterzijde van de weg een verkeersbord (bord G11) dat aangeeft dat sprake is van een verplicht fietspad. Het onderbord luidt "uitgezonderd lijnbussen". 1.7. Op korte afstand daarvoor staat aan de linkerkant in de middenberm een groot geel bord waarop een waarschuwingsverkeersbord is te zien. Daaronder staat in het Engels geschreven: "TOURIST BUS" en in iets kleinere hoofdletters "STOP & PUSH BUTTON 15M" en daaronder in nog iets kleinere (hoofd)letters: LOAD AND UNLOAD PASSENGERS ONLY". 1.8. Bij de toegang tot de Oude Langedijk bevindt zich een witte doorgetrokken streep tussen de middenberm en de stoep aan de rechterzijde. 1.9. Bij de inrichting van de pollerinstallaties kunnen de richtlijnen van het CROW (Kenniscentrum voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur) en de aanbevelingen van de IVER (Initiatiefgroep van Verkeersregeltechnici van Rijkswaterstaat en Provincies) in acht worden genomen. De CROW en de IVER zijn (louter) ondersteunende en adviserende instanties. Er is geen wettelijke basis/verplichting voor de toepassing van deze richtlijnen. 1.10. In een publicatie van de CROW uit 2001 staat onder meer vermeld: "Bij beweegbare fysieke afsluitingen dienen diverse flankerende maatregelen te worden genomen" (...) "Verkeer dat de afsluiting nadert moet afdoende worden gewaarschuwd voor de beweegbare afsluiting. Met name automobilisten die hun voorganger volgen moet attent gemaakt worden op de afsluiting die stijgt zodra zijn of haar voorganger deze is gepasseerd". 1.11. In een publicatie van de CROW uit 2002 staat onder meer vermeld: "Wel moet in alle situaties ruim van tevoren met (voor)waarschuwingsborden worden gewaarschuwd voor eventuele verkeerslichten, en de beperking 'bij groen één voertuig'" (...) "In minder overzichtelijke situaties waar grote voertuigen het overzicht op de installatie gedeeltelijk wegnemen, is het een overweging om een extra ondersteunende lantaarn met rood licht toe te passen om te attenderen op het volgende rode licht" (...) "Bij toepassing van een VRI (kantonrechter: VerkeersRegelInstallatie) is een stopstreep noodzakelijk." (...) "Toepassing van een stopstreep wordt aanbevolen, maar is overigens alleen verplicht bij een VRI". 1.12. Ter plaatse van de pollerinstallaties op de Oude Langedijk gold en geldt (evenals in de gehele binnen stad van Delft) een maximumsnelheid van 30 km per uur. 1.13. Op 1 mei 2008 is [eisende partij] als bestuurster van een (huur) auto van Hertz vanaf de Nieuwe Langedijk over de kruising de noordbaan van de Oude Langedijk opgereden. Zij zocht een plaats om te parkeren. [eisende partij] reed achter een autobus richting de Markt. Aan de rechterzijde van de weg stond een bestelbus, die plaats moest maken voor de autobus. Daarna kon de autobus doorrijden. Toen [eisende partij] daarna met de auto over de pollerpaal aldaar reed kwam deze omhoog. Door deze aanrijding is de (huur) auto van [eisende partij] (ernstig) beschadigd. De schade aan de pollerpaal is aan De gemeente vergoed door de verzekeraar van Hertz. 1.14. Van de aanrijding en de situatie ter plekke zijn videobeelden gemaakt (door of namens De gemeente), welke ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijn afgespeeld. Ook zijn foto's gemaakt en in het geding gebracht. 1.15. Na een latere aanrijding (met de uitgaande poller) zijn de pollerinstallaties op de Oude Langedijk enige maanden buiten werking gesteld. In augustus 2008 is door De gemeente op de Nieuwe Langedijk (ongeveer 60 meter voor de inkomende pollerinstallatie op de Oude Langedijk) een voorwaarschuwingsbord geplaatst. Tevens is op een afstand van 15 meter voor zowel de ingaande poller als de uitgaande poller op de Oude Langedijk een waarschuwingsbord geplaatst met de mededeling "stop". Ook is voor de pollerinstallaties een soort streep in het wegdek aangebracht door middel van een afwijkende (lichtere) bestrating. 1.16. Vanaf de plaatsing van de pollerinstallaties in februari 2008 hebben tot 16 mei 2008 in totaal ongeveer 17 ongevallen met de pollers op de Oude Langedijk plaatsgevonden, waarvan 4 met de uitgaande poller. 1.17. Naar aanleiding van vragen van de heer De Wit van de fractie van Leefbaar Nederland heeft het College van B en W van De gemeente Delft onder meer geantwoord, dat de poller op de Nieuwe Langedijk (lees: de Oude Langedijk) met bijbehorende attributen voor wat betreft de uitvoering en vormgeving in Delft is aangelegd conform de landelijke CROW richtlijnen. 1.18. Op de vraag van dit raadslid of het klopt dat er tot en met 24 april 2008 15 wagens tegen de poller Nieuwe Langedijk (lees: Oude Langedijk) zijn gereden en zo neen, hoeveel het er dan zijn geweest, heeft het College geantwoord: "Het aantal van 15 wagens is niet correct is. Het juiste aantal is 11". 1.19. Naar aanleiding van vragen van de heer Van Leeuwen van de VVD-fractie heeft het College van B en W van De gemeente Delft op 25 mei 2008 (verzonden 11 juni 2008) onder meer geantwoord: "Uit analyse van de aanrijdingen is gebleken dat door de fysieke inrichting van de Oude Langedijk en de aanwezigheid van geparkeerde auto's op de middenberm automobilisten onvoldoende geattendeerd worden op het feit dat zij een gebied betreden/verlaten met een ander verkeersregiem. Zij verwachten daarom geen obstakel. De situatie zal verduidelijkt worden door aanpassing van de inrichting rondom de pollers (...)". 1.20. Op de vraag van de heer Van Leeuwen "Is het college het met de VVD eens dat er wel erg veel aanrijdingen bij de nieuwe pollers op de Oude Langedijk gebeuren, zowel bij de inrijd- als bij de uitrijdpoller?" heeft het College geantwoord: "Wij delen de mening van de VVD". 2. Vordering; gronden van de vordering. 2.1. [eisende partij] vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. te verklaren voor recht dat De gemeente aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade; b. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een vergoeding inzake schade ten bedrage van € 432,08, althans een vergoeding welke de kantonrechter redelijk acht, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der voldoening; c. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad 15% conform het rapport Voorwerk II; d. De gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure. 2.2. [eisende partij] legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van voormelde vaststaande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 2.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kunnen de stellingen van [eisende partij] als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] reed op 1 mei 2008 als bestuurder van een (huur) auto vanaf de Nieuwe Langedijk de Oude Langedijk noordzijde op. Zij zocht een parkeerplaats Zij reed daarbij met een snelheid van ongeveer 15 tot 25 kilometer per uur op een afstand van 5 tot 10 meter achter een grote passagiersbus. [eisende partij] was niet op de hoogte van de aanwezigheid van pollers op de Oude Langedijk. Toen zij over de inkomende poller op de Oude Langedijk reed kwam deze omhoog en ontstond schade aan de (huur) auto van [eisende partij]. [eisende partij] heeft na de aanrijding slechts een voor haar zeer ongewoon metalen paaltje gezien met een klein rood lampje erop. b. In haar reactie op de inhoud van de videofilms heeft [eisende partij] aangegeven dat de situatie als gevolg van de aanwezigheid van een bestelwagen aan de kant van de weg vlak bij de poller nog onoverzichtelijker was dan eerder door haar beschreven. Voorts heeft [eisende partij] niet dicht achter de bus aangereden; zij is pas achter de bus aangesloten toen deze vóór het kruispunt stopte om te wachten tot de bestelwagen wat opzij was gegaan. Toen ontstond voor haar de situatie dat enerzijds de hoge bestelbus haar mogelijk uitzicht op de bebording terzijde van de weg volledig blokkeerde en anderzijds de passagiersbus haar het zicht ontnam op wat er rechtvoorruit op haar wachtte. c. [eisende partij] heeft haar schade als volg gespecificeerd: eigen risico bij haar verzekering € 100,15 terugrit per trein naar Brussel; (2 personen) € 51,60 verlies van een arbeidsdag € 171,-- extra kosten telefoon en porti € 20,-- het ophalen van haar auto (huur auto en 2 lunches) € 89,33 Totaal € 432,08. Ter onderbouwing van deze schade heeft [eisende partij] een aantal producties in het geding gebracht. d. In een later toegevoegde productie en de daarop ter rolle van 26 maart 2009 gegeven toelichting, heeft [eisende partij] aangevoerd dat zij aanvankelijk meende dat haar eigen risico € 110,-- bedroeg, maar uit een later verkregen document van haar (Amerikaanse) verzekeraar is gebleken dat het eigen risico $ 250,-- bedraagt, zijnde € 192,30. [eisende partij] laat het aan de kantonrechter over of haar claim nog met het verschil verhoogd kan worden. e. De gemachtigde van [eisende partij] heeft De gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, maar De gemeente heeft de aansprakelijkheid afgewezen. f. [eisende partij] is van mening dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade. [eisende partij] baseert die aansprakelijkheid op het gestelde in de artikelen 6:174 lid 1 en 2 en 162 BW. [eisende partij] is van mening dat de weg in casu, gelet op de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mocht stellen, niet in goede staat verkeerde en daardoor een gevaar voor personen of zaken opleverde, terwijl dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Gelet op de hoegrootheid van de kans op ongelukken ter plaatse - 17 ongelukken vanaf begin februari 2008 tot en met 16 mei 2008, waarvan 4 op de uitgaande poller - heeft die kans op ongelukken zich in hevige mate verwezenlijkt. g. Dat zich ter plaatse ongewoon veel ongelukken voordeden, was bij De gemeente bekend, maar toch werd er maanden lang niets ondernomen om de veiligheid van de weggebruikers te verbeteren. Ook werd de pollerinstallatie niet buiten gebruik gesteld, althans niet tot kort na het moment van het sub 1.15 bedoelde ongeval op de uitgaande poller. Ten langen leste heeft De gemeente toch toegegeven dat de veiligheid voor weggebruikers rond de pollers op de Oude Langedijk onvoldoende was. [eisende partij] verwijst daarbij naar de antwoorden van De gemeente op de vragen van de VVD-fractie in de brief van 28 mei 2008 (zie hiervoor sub 1.19. en 1.20). Volgens [eisende partij] kunnen die antwoorden niet anders gelezen worden dan als een schuldbekentenis door De gemeente. h. [eisende partij] is van mening dat De gemeente bij de inrichting van de pollers op de Oude Langedijk te weinig in aanmerking heeft genomen dat automobilisten wel eens onoplettend of afgeleid kunnen zijn, als gevolg waarvan er op de pollers zo veel ongelukken gebeurden, waaronder [eisende partij] als een van de slachtoffers. Eén van de mogelijkheden om automobilisten te attenderen op een poller is het aanbrengen van een stopstreep op de weg, even voor de installatie. [eisende partij] verwijst naar de CROW-richtlijnen. Een stopstreep was echter niet aangebracht; de doorgetrokken witte streep tussen de stoep en de middenberm bij het begin van de Oude Langedijk kan niet als zodanig worden aangemerkt. i. [eisende partij] is al met al van mening dat de pollers op de Oude Langedijk moeten worden aangemerkt als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Onder een gebrekkige toestand in de zin van voormeld artikel kan volgens [eisende partij] worden verstaan een gevaarlijke toestand die men, hoewel daarmee bekend, onveranderd laat. [eisende partij] verwijst daarbij naar het zogenaamde ZOAB-arrest. De conclusie moet volgens [eisende partij] zijn, dat De gemeente dermate onzorgvuldig is geweest wat betreft het beperken van het gevaar dat de pollers op de Oude Langedijk opleverden, dat de schuld van de aanrijding niet bij [eisende partij]/[eisende partij] ligt, maar bij De gemeente; geheel ofwel voor het grootste deel. j. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar diverse rechterlijke uitspraken. 3. Verweer; gronden van het verweer 3.1. De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd [eisende partij] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar de vordering te ontzeggen, met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en - voor zover voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn zou plaatsvinden - vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten te berekenen vanaf de bedoelde termijn van voldoening. 3.2. De gemeente legt aan haar verweer, tegen de achtergrond van de vast staande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 3.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kan het verweer van De gemeente als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] is als bestuurder of onvoldoende oplettend geweest in een (alleszins kenbaar aanwezige) ingewikkelde binnenstadsituatie, of heeft - zich geconfronteerd wetende met een autowerend mechanisme - getracht gebruik te maken van een voor haar rijdende autobus welke zichtbaar doorgang kreeg van het pollermechanisme. Mitsdien is de onderhavige aanrijding niets anders dan het directe gevolg van het rijgedrag en de daarvan deel uitmakende keuzes van [eisende partij]. b. Gelet op alle concrete omstandigheden van het geval kan niet worden ontkomen aan de conclusie dat de (huur) auto van [eisende partij] met een voor de situatie hoge snelheid op de poller is gereden. [eisende partij] heeft kennelijk getracht door snel achter haar voorganger aan te rijden, de poller te passeren. Daar de poller sneller omhoog kwam dan [eisende partij] verwachtte, deed de onderhavige aanrijding zich voor. [eisende partij] is volledig zelf verantwoordelijk voor het onmiskenbaar risiconemende gedrag van [eisende partij] in een zelfs voor een niet volledig attente bestuurder duidelijk zijnde situatie zoals in concreto aan de orde was. c. De onderhavige aanrijding deed zich voor bij het binnen komen van het autoluwe gebied. Kort daarvoor was [eisende partij] als bestuurder van de (huur) auto de Delftse binnenstad al ingereden. Hoe dit ook is verlopen, het kan haar niet ontgaan zijn - bij het besturen van een auto in een op zich al ingewikkelde binnenstadsituatie - dat ter plaatse in beide rijrichtingen infrastructureel en met een bepaald mechanisme auto's slechts door het verrichten van passagehandelingen doorgang konden verkrijgen. Mocht dat de bestuurder wel ontgaan zijn, dan kan het niet anders dan dat de consequentie is geweest van onvoldoende oplettendheid in relatie tot de situatie ter plaatse. Dit terwijl De gemeente met een aangepaste infrastructuur en een adequaat functionerend pollermechanisme omstandigheden ter plaatse had geschapen die juist voor bestuurders van auto's de vereiste oplettendheid (waarmee schade kan worden voorkomen) stimuleren. d. Bij het oprijden van de Oude Langedijk (inkomende poller) stonden duidelijke waarschuwingsborden voor de pollers. [eisende partij] heeft deze zelf niet opgemerkt, hoewel deze bij gepast verkeersgedrag goed waarneembaar waren. Uit de videobeelden blijkt voorts dat de pollerinstallatie goed werkte en dat [eisende partij] het rode licht heeft genegeerd. [eisende partij] heeft met een snelheid van 25 km p/u gereden hetgeen niet voorzichtig is te noemen Met name in een situatie waarin een bezoeker de verkeerssituatie niet kent en er bovendien sprake is van smalle "klinker"wegen in een monumentale binnenstad (waar wandelaars en fietsers elk moment de weg op kunnen schieten), dient een bestuurder de nodige voorzichtigheid te betrachten en haar snelheid dusdanig aan te passen dat men nog op veilige wijze aan het verkeer kan deelnemen. Dit heeft [eisende partij] klaarblijkelijk nagelaten. e. Voor zover [eisende partij] heeft gesteld dat De gemeente het aantal incidenten aanvaardbaar heeft geacht, moet worden geconcludeerd dat op geen enkele wijze is vast komen te staan op welke wijze De gemeente bekend was met het aantal incidenten en op welke wijze De gemeente dit heeft geaccepteerd. Niet elk incident wordt door een burger op dezelfde wijze geïnterpreteerd als door De gemeente. Daarnaast is De gemeente op de hoogte van het feit dat het regelmatig voorkomt dat automobilisten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden om door een poller geraakt te worden door met de auto dichtbij een bepaalde bestemming te geraken, in de hoop aan het daadwerkelijke gevaar te ontkomen. Met name bij de invoering van een nieuw systeem zal het regelmatig voorkomen dat burgers pogen aan de (als ongewenst geziene) maatregelen te ontkomen. f. De gemeente is al met al van mening dat er wel degelijk voldoende is gewaarschuwd, maar dat sprake is van onvoldoende oplettendheid bij de bestuurder, die meende vlak achter de bus de poller te kunnen passeren. Bovendien heeft de bus even moeten stoppen om binnen te komen, waardoor er voldoende tijd voor [eisende partij] was om de situatie te bekijken. g. De gemeente beschikt over videobeelden van de onderhavige aanrijding, waaruit duidelijk blijkt dat de pollerinstallatie geen enkele vorm van storing vertoonde en dat [eisende partij] zonder meer het rode licht negeerde en met relatief hoge snelheid doorreed en tegen de zichtbaar omhoog gekomen poller. h. De gemeente ontkent elke vorm van aansprakelijkheid. De pollers op de Oude Langedijk kunnen geenszins als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW worden aangemerkt. De gemeente ontkent niet dat zich inderdaad incidenten hebben voorgedaan met de pollers, maar De gemeente kan gezien het bovenstaande niet anders concluderen dan dat dit niet het gevolg is van de inrichting van de weg maar van de roekeloze onvoorzichtigheid van de betrokken automobilisten of de moedwillige overtreding van de verkeersregels van deze automobilisten. i. [eisende partij] stelt het eigen risico voor de auto te hebben moeten betalen, maar daarmee is nog niet gegeven dat de schade direct verband houdt met de onderhavige aanrijding. Een rapport van een schade-expert is door [eisende partij] niet ingebracht. Daarmee staat geenszins vast dat de gestelde schade het directe gevolg is van de aanrijding. Mocht [eisende partij] er in slagen te bewijzen dat de schade het directe gevolg is van de aanrijding met de poller, dan kan niet worden voorbij gegaan aan de hoogte van de voorgelegde schaderekening en de opbouw daarvan. j. De door [eisende partij] gestelde kosten "extra kosten telefoon en porti" en het "verlies van de arbeidsdag vanwege allerlei te regelen zaken na de aanrijding" zijn niet onderbouwd door stukken. Daarnaast kan het eten van 2 lunches niet als schadegevolg van de aanrijding worden gezien. 4. Beoordeling van de standpunten. 4.1. [eisende partij] bezit de Amerikaanse nationaliteit en is woonachtig te België, zodat allereerst bezien dient te worden of de kantonrechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen en welk recht alsdan van toepassing is. 4.2. Beide partijen hebben ter zake (gemotiveerd) aangegeven dat de kantonrechter (te Delft) in casu bevoegd is van de vordering van [eisende partij] kennis te nemen, alsmede dat Nederlands recht van toepassing is. 4.3. De kantonrechter sluit zich daarbij aan en acht zich mitsdien bevoegd van de ingestelde vordering kennis te nemen, terwijl daarbij Nederlands recht van toepassing is. 4.4. Uit de videobeelden blijkt dat er geen sprake van is dat [eisende partij] getracht zou hebben snel achter de voor haar rijdende passagiersbus poller te passeren en dat dat rijgedrag als oorzaak voor de opgetreden schade zou moeten worden aangemerkt. 4.5. Uit de videobeelden blijkt verder, dat geen sprake is van een (te) hoge snelheid van de auto van [eisende partij]. Te zien is dat [eisende partij] in eerste instantie op ruime afstand van de autobus reed, maar dat - nadat deze bus gestopt was voor een bestelbus aan de rechterzijde van de weg, voor de poller - [eisende partij] daarna dicht achter de bus kwam te rijden. Dat [eisende partij] zelf heeft gesteld dat zij met een maximum snelheid van ongeveer 25 km/u heeft gereden moet, gelet op de beelden, geweest zijn op het moment dat zij nog op de Nieuwe Langedijk reed. 4.6. Vervolgens is te zien dat de bestelbus achteruit rijdt en enigszins (meer) aan de kant gaat staan, waarna de bus kon passeren. Nadat dat is gebeurd heeft [eisende partij] zicht op de pollerinstallatie gekregen, waar eerst het signaallicht op oranje is gesprongen en daarna op rood. Daarna is de poller uit de grond gekomen. In een periode van ongeveer 5 seconden na het passeren van de bus tot het moment van de aanrijding heeft [eisende partij] zicht gehad of kunnen hebben op de poller(installatie) en de verkeersborden. Dat door de aanrijding schade is ontstaan aan de (huur) auto van [eisende partij] (ruim € 15.000,--, blijkens de door [eisende partij] overgelegde factuur; productie 5 bij de dagvaarding) is evident. Van een niet correcte werking van de pollerinstallatie is niet gebleken. 4.7. Met betrekking tot de vraag of De gemeente als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 lid 1 en 2 BW in casu aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eisende partij] geleden schade neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat op De gemeente de plicht rust er voor zorg te dragen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en/of zaken niet in gevaar brengt. In dat kader rustte en rust op haar de verplichting om voldoende veiligheidmaatregelen te treffen om dergelijke schade te voorkomen. 4.8. De kantonrechter is van oordeel dat De gemeente in casu niet in voldoende mate aan die verplichting heeft voldaan. Gelet op het relatief grote aantal ongevallen dat zich vanaf de plaatsing van de installaties in februari 2008 tot het tijdstip van de onderhavige aanrijding op 6 mei 2008 en daarna heeft voorgedaan, kan moeilijk anders worden geoordeeld dan dat sprake was van een onveilige situatie voor de weggebruikers. Het verweer van De gemeente dat zich niet dusdanig veel ongelukken hebben voorgedaan, dat dit tot maatregelen zou nopen gaat niet op, reeds omdat De gemeente zelf in De gemeenteraad heeft erkend dat er tot april 2008 in ieder geval 11 aanrijdingen hebben plaatsgevonden, terwijl zij op 26 mei 2008 in die raad heeft erkend dat er wel erg veel aanrijdingen op de Oude Langedijk gebeurden. Verder is door [eisende partij] voldoende onderbouwd waar en wanneer er precies ongevallen hebben plaatsgevonden en wat daarbij aan de hand was (zie producties 19 en 20 bij de dagvaarding). 4.9. Wat precies de oorzaak van deze onveiligheid is valt moeilijk vast te stellen, maar in ieder geval is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen - en door De gemeente is dienaangaande ook onvoldoende gesteld - dat in een (groot) deel van de voorvallen sprake zou zijn geweest van roekeloos of uiterst onvoorzichtig rijgedrag van de desbetreffende bestuurders. De oorzaak van de onveiligheid moet aldus worden gezocht - zoals ook volgt uit de antwoorden dienaangaande van het College van en W in De gemeenteraad - in de inrichting van de weg en/of de beveiliging daarvan. 4.10. Dat sprake was van een onveilige situatie volgt niet alleen uit het vorenstaande, maar kan ook worden afgeleid uit het feit dat De gemeente enige tijd na het onderhavige ongeval de pollerinstallaties enige tijd buiten werking heeft gesteld en dat er vervolgens extra borden bij de installaties zelf (bord "15 meter stop") zijn geplaatst voor de pollers en dat er een "stopstreep" is aangelegd, alsmede uit het feit dat er op de Nieuwe Langedijk een voorwaarschuwing (let op na 60 meter) is geplaats. Daarmee heeft De gemeente alsnog (gedeeltelijk) de door de CROW geadviseerde maatregelen getroffen (daarvoor voldeden de maatregelen dus sowieso niet volledig aan de CROW-richtlijnen). 4.11. Gelet op het vorenstaande kan er geen andere conclusie worden getrokken - een en ander in onderling verband en samenhang bezien - dat er ook in de ogen van De gemeente ten tijde van de aanrijding op 1 mei 2008 het nodige schortte aan de veiligheid van de pollers. Dat de getroffen maatregelen nog niet tot een (veel) beter resultaat hebben geleid, zoals De gemeente ter gelegenheid van de comparitie (overigens: ongedocumenteerd) heeft aangevoerd, maakt een en ander niet anders. Hooguit geeft dat aan dat er wellicht (nog) meer maatregelen moeten worden getroffen om de situatie op een aanvaardbaar veiligheidsniveau te brengen. De beantwoording van die vraag gaat echter het bestek van dit geding te buiten. 4.12. Al het vorenstaande leidt tot de (tussen)conclusie dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] tengevolge van het ongeval geleden schade. 4.13. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden - zoals uit de stellingen van partijen valt af te leiden - of en zo ja in hoeverre de schade mede het gevolg is van aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden en of aldus de vergoedingsplicht van De gemeente op de voet van artikel 6:101 BW dient te worden verminderd. 4.14. Bij de beantwoording van voormelde vraag zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Daartoe behoort in de eerste plaats dat [eisende partij] niet eerder in (de binnenstad van) Delft was geweest en zij de Nederlandse taal niet machtig is. Zij was er voorts niet van op de hoogte, dat daar gebruik werd gemaakt van pollerinstallaties. Verder is van belang dat [eisende partij] gedurende in ieder geval ongeveer 5 seconden zicht heeft gehad of heeft kunnen hebben op de oranje/rood licht uitstralende signaallichten en een omhoogkomende pollerpaal, die [eisende partij] er van hadden moeten weerhouden het gebied in te rijden. Datzelfde geldt voor het bord G11 (verplicht fietspad); nu [eisende partij] geen ontheffing bezat voor de toegang tot het gebied, betekent dit bord, dat de toegang tot dit gebied voor [eisende partij] verboden was. Door het gebied toch te betreden pleegde [eisende partij] mitsdien een overtreding. Dat het betreffende gebied niet was ingericht als een "normaal" fietspad doet aan het vorenstaande niet af. 4.15. Dat [eisende partij] die borden (en de gehele pollerinstallatie) mogelijk niet heeft gezien, door de voor haar rijdende bus, pleit haar niet vrij, nu het op de weg van [eisende partij] lag om voldoende afstand te bewaren, zodat zij goed zicht kon blijven houden op de borden die langs de weg geplaatst waren. Dat geldt met name ook voor het grote gele waarschuwingsbord (voor touringcar chauffeurs) dat immers geheel aan het begin van de Oude Langedijk staat en dat [eisende partij] in ieder geval tijdig moet hebben kunnen opmerken. 4.16. Weliswaar kunnen de hiervoor genoemde signaallichten niet als verkeerlichten in de strikte zin des woords worden aangemerkt, maar de signaalfunctie die zij beogen te geven - bij rood licht is sprake van gevaar en/of dient men te stoppen - acht de kantonrechter overduidelijk. Dat [eisende partij] desondanks niet is gestopt en zij evenmin het omhoogkomen van de pollerpaal heeft opgemerkt - hoewel zij daar gedurende enige seconden vrij zicht op had - merkt de kantonrechter aan als onvoorzichtig. Dit te meer nu ter hoogte van de pollerinstallatie wel een waarschuwingsbord was geplaatst met daaronder de mededeling "bij groen één auto". Dat sprake is van een relatief groot aantal (verkeers)borden bij elkaar en dat dit onoverzichtelijk is voor een bestuurder moge zo zijn, het doet aan het aanwezig zijn van de borden verder onvoldoende af. Ook wordt een en ander niet anders door het feit dat niet alle verkeersdeelnemers altijd even oplettend zijn en de omstandigheid dat er enig tijdsverschil zit tussen het moment van het besluit om door te rijden en dat van het omhoog komen van de paal/het verspringen van de lichten op oranje/rood (zogenaamde dilemmazone). Wel is de kantonrechter van oordeel dat de situatie voor [eisende partij] verwarrend en/of minder overzichtelijk kan zijn geweest, door de aanwezigheid en manoeuvres van de bestelbus aan de zijkant van de weg. 4.17. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de schade in aanzienlijke mate mede het gevolg is van aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden. De vergoedingsplicht van De gemeente dient daarom te worden verminderd met de aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden die tot de schade hebben bijgedragen. In casu acht de kantonrechter een vergoedingplicht van één (De gemeente) staat tot drie ([eisende partij]) redelijk. Dat betekent dat De gemeente gehouden is de schade van [eisende partij] voor 25% te vergoeden. De door [eisende partij] aangehaalde jurisprudentie van onder meer de kantonrechters te Utrecht en Enschede, maakt dat oordeel niet anders, reeds nu de kantonrechter (te Delft) niet aan die uitspraken gebonden is en bovendien de feiten en omstandigheden in die uitspraken niet (geheel) overeenstemmen met de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure. 4.18. Met betrekking tot de hoogte van de schade is de kantonrechter van oordeel, dat daartoe het door [eisende partij] betaalde eigen risico behoort. [eisende partij] heeft immers door het ongeval een deel van de aan de (huur) auto aangerichte schade, welke is ontstaan door de botsing met de poller, niet vergoed gekregen en zij kan mitsdien terecht dit bedrag - ter hoogte van het eigen risico - als door haar geleden schade van De gemeente vorderen. Die schade is, anders dan De gemeente meent, wel degelijk het direct gevolg van de aanrijding. 4.19. Met betrekking tot de hoogte van het eigen risico gaat de kantonrechter uit van het nader door [eisende partij] opgevoerde bedrag van € 192,30, nu [eisende partij] haar vordering op dit punt kennelijk tot dit bedrag heeft willen verhogen en De gemeente daar (ook inhoudelijk) geen voldoende onderbouwd bezwaar tegen heeft gemaakt. Dit bedrag zal mitsdien als geleden schade worden aangemerkt. 4.20. Het door [eisende partij] gevorderde bedrag ad € 51,60 voor de terugrit voor 2 personen is, als niet weersproken door De gemeente, als geleden schade aan te merken. Dat geldt niet voor het gestelde verlies van een arbeidsdag en de extra kosten voor telefoon en porti, nu De gemeente die posten gemotiveerd heeft betwist en [eisende partij] haar stellingen daarna onvoldoende heeft onderbouwd. Datzelfde geldt voor de gevorderde vergoeding voor 2 lunches tot een bedrag van (kennelijk) totaal € 20,--. Het bedrag voor het ophalen van de auto ad (kennelijk) € 69,33 kan wel, als niet (voldoende) bestreden door De gemeente als geleden schade worden aangemerkt. 4.21. De buitengerechtelijke kosten kunnen niet worden toegewezen, nu gesteld noch gebleken is dat de werkzaamheden van de gemachtigde van [eisende partij] meer hebben ingehouden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. 4.22. Totaal is dus toewijsbaar een bedrag ad (€ 192,30-- plus € 51,60 plus € 69,33 {x 25%} =) € 78,31. Tevens is de wettelijke rente toewijsbaar. 4.23. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren als na te melden. 4.24. Gelet op al het vorenstaande zal de kantonrechter als volgt beslissen. 4.25. Op hetgeen verder door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet nader ingaan, nu een inhoudelijke behandeling daarvan niet tot een andere beslissing zal leiden. Beslissing: De kantonrechter: 1. verklaart voor recht dat De gemeente Delft (gedeeltelijk) aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade; 2. veroordeelt De gemeente tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen de som van € 78,31, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2008 tot de dag der voldoening; 3. verklaart dit vonnis met betrekking tot voormelde veroordeling onder 2. uitvoerbaar bij voorraad; 4. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt; 5. wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. J. van der Windt, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.